Arresten probleem 3 - Y. Buruma (Wijziging tenlastelegging) NB: noot is verplicht! Essentie: - Studeersnel (2024)

arresten

Vak

Formeel strafrecht (RR304)

999+Documenten

Studenten deelden 1465 documenten in dit vak

Universiteit

Erasmus Universiteit Rotterdam

Studiejaar: 2020/2021

Boeken in lijstEvrm - Algemene BeginselenHet Beslissingsmodel van 348/350Ons StrafrechtStrafprocesrechtOns strafrecht 2 Strafprocesrecht

Aanbevolen voor jou

  • 9Overzicht jurisprudentie en literatuur Formeel StrafrechtFormeel strafrechtArresten96% (27)
  • 15Arresten en artikelen Formeel Strafrecht 18-19Formeel strafrechtArresten94% (17)
  • 8Arresten, Formeel Strafrecht, Korte Samenvatting van arresten + de bijbehorende rechtsregelFormeel strafrechtArresten100% (5)
  • 8Overzicht Arresten Formeel Strafrecht 2017/2018Formeel strafrechtArresten100% (5)
  • 3Beknopte sv. arrestenFormeel strafrechtArresten100% (5)

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Andere studenten bekeken ook

  • Arresten
  • Samenvatting arresten formeel strafrecht 2020
  • FSR Samenvatting Arresten
  • Arresten
  • Jurisprudentie Formeel Strafrecht 2018
  • Formeel Strafrecht jurisprudentie

Gerelateerde documenten

  • Jurisprudentie Formeel Strafrecht
  • Jurisprudentie Formeel Strafrecht
  • De auditu - De autditu arrest
  • Jurisprudentie lijst formeel strafrecht
  • Arresten - blok 6
  • Noot Borgers Overzichtsarrest

Preview tekst

Arresten probleem 3

HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102, NJ 2011/394, m. Y. Buruma (Wijziging tenlastelegging) NB: noot is verplicht!

Essentie:Verduidelijking grenzen art. 68 Sr. De tenlastelegging is toegesneden op art. 10a Opiumweten de vordering tot wijziging van de tenlastelegging op art. 420bis Sr. Zowel het verschil in dejuridische aard van de aan de verdachte verweten feiten als het verschil tussen deomschreven gedragingen is dermate groot dat geen sprake kan zijn van ‘hetzelfde feit’ in dezin van art. 68 Sr. Het Hof heeft de vordering tot wijziging van de tenlastelegging dus tenonrechte toegewezen.

Samenvatting:Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van ‘hetzelfde feit’, dient de rechter in de situatiewaarop art. 68 Sr ziet de in beide tenlasteleggingen omschreven verwijten, en in de situatiewaarop art. 313 Sv ziet de in de tenlastelegging en de in de vordering tot wijziging van detenlastelegging omschreven verwijten te vergelijken.

Bij die toetsing dienen de volgende gegevens als relevante vergelijkingsfactoren te wordenbetrokken.

(A) De juridische aard van de feiten. Indien de tenlastegelegde feiten niet onderdezelfde delictsomschrijving vallen, kan de mate van verschil tussen de strafbarefeiten van belang zijn, in het bijzonder wat betreft (i) de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheidene delictsomschrijvingen strekken, en (ii) de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, in welke strafmaxima onder meer tot uitdrukking komt de aard van het verwijt en de kwalificatie als misdrijf dan wel overtreding.

(B) De gedraging van de verdachte. Indien de tenlasteleggingen respectievelijk detenlastelegging en de vordering tot wijziging daarvan niet dezelfde gedragingbeschrijven, kan de mate van verschil tussen de gedragingen van belang zijn, zowelwat betreft de aard en de kennelijke strekking van de gedragingen als wat betreft detijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht.

Opmerking verdient dat reeds uit de bewoordingen van het begrip ‘hetzelfde feit’ voortvloeitdat de beantwoording van de vraag wat daaronder moet worden verstaan, mede wordtbepaald door de omstandigheden van het geval. Vuistregel is nochtans dat een aanzienlijkverschil in de juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leidendat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ in de zin van art. 68 Sr.

Noot:In dit belangrijke arrest verduidelijkt en bevestigt de Hoge Raad de in de rechtspraakontwikkelde maatstaf voor de toepassing van art. 68 Sr en 313 Sv inzake ‘hetzelfde feit’.

In rov. 2.2.2-2.2 wordt eerst ingegaan op de relatie tussen art. 68 Sr (waarbij het gaat omhet verbod om verdachte ten tweede male te vervolgen) en art. 313 Sv (waarvan het belangis dat de verdachte niet tijdens een lopende vervolging wordt geconfronteerd met eenvervolging van een ander feit). De maatstaf voor het begrip ‘hetzelfde feit’ is ook volgens ditarrest in beide bepalingen dezelfde.

De Hoge Raad meent niet te veel nadruk te leggen op de toetsing van juridische elementenen voldoende ruimte te laten voor feitelijke elementen. Dat zou ook moeten blijken uit deverduidelijking van de toetsingsmaatstaf in 2.9 en 2.9. Een ‘aanzienlijk verschil’ in dejuridische aard van de feiten (in het bijzonder van de beschermde rechtsgoederen en destrafmaxima) en/of in de gedragingen van de verdachte kan tot de slotsom leiden dat er geensprake is van hetzelfde feit. Dat geeft de strafrechter veel speelruimte.

in de praktijk zit de Hoge Raad zo nu en dan dicht aan tegen het criterium of er feitelijkhedenaan de orde zijn waarover de rechter zich al heeft uitgelaten.

HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441, m. Borgers (Overzicht getuigen). NB: noot is verplicht!

Essentie:De HR wijst een overzichtsarrest inzake het oproepen en horen van getuigen ter zitting, ingewone strafzaken. Aan te leggen maatstaven. Procedure in eerste aanleg en appel. Verzoektot oproeping getuigen gedaan op zitting. Zitting na schorsing. Pro forma en regiezitting.Procedure in appel na terug- of verwijzing door de HR. Toetsing in cassatie.

Inleiding:De verdachte en het openbaar ministerie hebben ingevolge het Wetboek van Strafvorderinghet recht ter terechtzitting getuigen en deskundigen te doen horen en hen daartoe op teroepen of te doen oproepen. Aan de wijze waarop de uitoefening van dat recht volgens hetWetboek van Strafvordering dient te geschieden en in het bijzonder de maatstaven aan dehand waarvan een door of namens verdachte gedaan verzoek tot oproeping van getuigen ofdeskundigen dient te worden beoordeeld, kan enige ingewikkeldheid niet worden ontzegd,zeker in vergelijking met het stelsel van het oorspronkelijke Wetboek van Strafvordering,hierop neerkomende dat elke procespartij — de verdachte door middel van dagvaarding viaeen deurwaarder (art. 263 (oud) en art. 585 (oud) Sv) — zorg droeg voor de oproeping vanhaar getuigen. Niet verwonderlijk is dan ook dat in de rechtspraktijk op dit gebiedonduidelijkheid bestaat, in het bijzonder wat betreft het al dan niet gevolg geven aan eenverzoek tot het oproepen van door of namens de verdachte opgegeven getuigen.

Daarom vindt de Hoge Raad het nuttig per procesfase een uiteenzetting te geven van deuitleg in de rechtspraak van de voor die fase gegeven wettelijke regels inzake het al dan nietoproepen dan wel horen van daartoe door de verdediging opgegeven getuigen. Het gaat omeen uiteenzetting van de hoofdlijnen, met bijzondere aandacht voor enkele knelpunten. Waarnodig zal de jurisprudentiële uitleg in dit arrest worden herijkt in welk verband ook detoetsing in cassatie aan de orde komt.De uiteenzetting is beperkt tot het oproepen en horen van getuigen op verzoek van deverdachte en/of diens raadsman (hierna: de verdediging); het betreft dus niet de door hetopenbaar ministerie voorgebrachte getuigen. Voorts beperkt de uiteenzetting zich tot

mening voor de gestrengheid waarmee de verdediging mag worden bejegend, bijvoorbeeldverschil of de rechter-commissaris in het verband van diens toezichthoudende taak in de loopvan het vooronderzoek al dan niet bij de verdediging onderzoekswensen heeftgeïnventariseerd, dan wel op enigerlei wijze pro-actief is opgetreden door de zittingsrechter.

En hoe te denken over de situatie waarin het openbaar ministerie zelf niet deverantwoordelijkheid neemt om bepaalde, (ogenschijnlijk) cruciale getuigen reeds in hetvooronderzoek in aanwezigheid van de verdediging te doen horen? Zou dat vervolgens geengewicht in de schaal mogen en moeten leggen bij de beoordeling van verzoeken van deverdediging?

Het is wellicht juist vanwege het zware accent op de verdedigingsactiviteit dat Robroek in NJB2014/1726, p. 2308 tot de conclusie komt dat ‘de Hoge Raad de feitenrechter tot meerterughoudendheid bij toewijzing van getuigenverzoeken [lijkt] te willen bewegen’.

De boodschap van de Hoge Raad zou ook anders kunnen worden begrepen. Namelijk in diezin dat de verdediging niet mag verwachten dat de rechter overgaat tot het oproepen enhoren van getuigen, wanneer de verdediging niet daartoe het nodige heeft ondernomen.Daarom verschaft de Hoge Raad betrekkelijk veel ruimte aan de feitenrechter omgetuigenverzoeken af te wijzen wanneer de verdedigingsactiviteit onder de maat is. En omdezelfde reden kiest de Hoge Raad voor een andere, strengere toetsing van klachten omtrentde afwijzing van getuigenverzoeken in cassatie. In zoverre is de blik van de Hoge Raadeenzijdig, want gefixeerd op de activiteiten van de verdediging. Daaruit mag echter nietworden afgeleid dat de blik daartoe beperkt moet blijven. Het is nuttig in dit verband tememoreren dat het noodzakelijkheidscriterium historisch bezien vooral de eigenverantwoordelijkheid van de rechter voor een volledige waarheidsvinding tot uitdrukkingbrengt. Ook al wordt tegenwoordig dat criterium nog wel eens als een streng, zo niet: naarafwijzing neigend, beoordelingscriterium beschouwd, aan die eigen verantwoordelijkheid isin de loop der jaren natuurlijk niets veranderd, ook niet door de opkomst van decontradictoire gedingstructuur.

De rechter — en zo ook de officier van justitie — die overtuigd is van het nut van het horenvan een getuige, moet dat altijd toestaan, hoe laat of slecht onderbouwd het verzoek daartoeook wordt gedaan. De rechtspraak van de Hoge Raad legt op dat punt geen strobreed in deweg.

Arresten probleem 3 - Y. Buruma (Wijziging tenlastelegging) NB: noot is verplicht! Essentie: - Studeersnel (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Delena Feil

Last Updated:

Views: 6373

Rating: 4.4 / 5 (45 voted)

Reviews: 92% of readers found this page helpful

Author information

Name: Delena Feil

Birthday: 1998-08-29

Address: 747 Lubowitz Run, Sidmouth, HI 90646-5543

Phone: +99513241752844

Job: Design Supervisor

Hobby: Digital arts, Lacemaking, Air sports, Running, Scouting, Shooting, Puzzles

Introduction: My name is Delena Feil, I am a clean, splendid, calm, fancy, jolly, bright, faithful person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.